Een korte studie over bepaalde theologische afwijkingen  in Desiderio Desideravi (deel 3-5)

'Nergens in Desiderio Desideravi worden uitdrukkingen gevonden als "transsubstantiatie", "werkelijke aanwezigheid", of analoge formuleringen.' (Foto: Wikimedia)

Een korte studie over bepaalde theologische afwijkingen in Desiderio Desideravi (deel 3-5)

3. Van het offer van Calvarië tot de gedachtenis van de aanwezigheid

De Heilige Mis als een waar en gepast offer

Wat het eucharistisch offer betreft, herhaalt Mediator Dei de leer van het Concilie van Trente dat de H. Mis een echt en waar offer is en niet alleen een gedachtenis aan het Lijden of het Laatste Avondmaal:

Christus de Heer, "priester in eeuwigheid naar de wijze van Melchisedech" (Ps. 109, 4) , "had de Zijnen, die in de wereld waren, liefgehad". (Joh. 13, 1) Nu wilde Hij aan Zijn geliefde Bruid, de Kerk, een zichtbaar offer nalaten, gelijk de natuur van de mens dit vordert. Daardoor moest het bloedige offer, éénmaal slechts op het kruis te voltrekken, worden voorgesteld; moest de herinnering er aan tot het einde van de wereld blijven voortduren en moest de heilzame kracht er van worden toegepast tot vergiffenis van de zonden, die dagelijks door ons bedreven worden. "En daarom heeft Hij in het laatste avondmaal, in de nacht, waarin Hij werd overgeleverd, Zijn lichaam en bloed onder de gedaanten van brood en wijn aan God de Vader opgedragen en onder dezelfde gedaanten ter nuttiging gegeven aan de apostelen, die Hij toen tot priesters maakte van het Nieuwe Verbond, en aan hen en hun opvolgers in het priesterschap het bevel gegeven, dit offer op te dragen." (Concilie van Trente, 22, 1). (nr. 67)

Het verheven offer van het altaar is dus niet een loutere herinnering zonder meer aan het lijden en de dood van Jezus Christus, maar een werkelijk en eigenlijk offer, waarin de Hogepriester door een onbloedige offering hetzelfde doet, wat Hij eenmaal deed op het kruis, door Zich zelf aan de eeuwige Vader op te dragen als een zeer welgevallig slachtoffer. "Het is één en hetzelfde slachtoffer, het is dezelfde die zich nu offert door de bediening van de priesters, als die zich toen op het kruis offerde; alleen de wijze van offeren verschilt." (Concilie van Trente, 22:2). (nr. 68)

De reden voor dit laatste is dat, vanwege de huidige glorierijke staat van de menselijke natuur van Jezus Christus, het vergieten van bloed nu onmogelijk is, zodat het offer van Christus naar buiten toe wordt geopenbaard door de scheiding van de eucharistische gedaanten waaronder Hij aanwezig is, en die de bloedige scheiding van Zijn Lichaam en het Bloed symboliseren. "Aldus wordt de uitbeelding ter gedachtenis van Zijn dood, die op Calvarië werkelijk plaats had, in elk offer van het altaar herhaald, want door middel van de gescheiden gedaanten wordt betekend en getoond, dat Christus is in staat van slachtoffer." (nr. 70).

Hervormers verleggen de nadruk naar "gedachtenis"

Deze traditionele voorstelling viel niet in de smaak van de vernieuwers, die het accent begonnen te leggen op de herdenking (zij het zonder de nuda commemoratio connotatie van de protestantse hervormers). Zij gaven er veeleer de betekenis aan van een objectief en reëel gedenkteken dat "opnieuw voorstelt" wat historisch is gebeurd en het hier en nu doeltreffend meedeelt.

Vanuit dit nieuwe perspectief, legt R. Gerardi uit, "drukt de herdenking [viering] de realiteit van de gebeurtenis uit, de 'objectieve actualisering' en aanwezigheid van wat herdacht wordt. Het is niet zo dat het zich herhaalt, want de gebeurtenis werd eens voor altijd historisch bepaald (ephápax); maar die is aanwezig. De handeling van Christus doet haar uitwerking hier en nu gevoelen, en verbindt hen die haar gedenken. Het offer van Christus werd historisch slechts eenmaal voltrokken: de Eucharistie is zijn gedenkteken (in de volste zin van het woord), een levende aanwezigheid van genade". (15)

De eerder genoemde pater Jezuïet Martín-Moreno legt uit waarom het niet gaat om een meervoudige herhaling van het unieke offer van Christus:

Het is niet zo dat de tijd van de verlossing zich hier en nu herhaalt, maar veeleer dat de mens hier en nu steeds opnieuw in verbinding treedt met een permanente aanwezigheid die voorbij de verstreken tijd ligt. ... In de liturgie wordt het snijpunt van tijd en eeuwigheid bereikt. Daar wordt de deelnemer een tijdgenoot van de Bijbelse gebeurtenissen. De mens wordt een eigentijdse getuige van wat toen gebeurde. Christus wordt geboren met Kerstmis, [en] verrijst met Pasen. Is anamnese het werk van de mens of van God? De mens is degene die herdenkt, maar als menselijke handeling kan zijn handeling van herinneren de tijd niet overstijgen; hij kan de tijdstunnel niet binnengaan om naar het verleden terug te keren. Alleen de goddelijke handeling, die de tijd overstijgt, brengt de mysteries naar ons hier en nu. Daarom is de liturgie, voordat zij een handeling van de mens is, de handeling van God. (16)

De weg was geopend door de baanbrekende stellingen van de toenmalige pater Charles Journet (later door Paulus VI tot kardinaal benoemd) en de Franse filosoof Jacques Maritain, voor wie de werkelijke tegenwoordigheid van Jezus Christus tevens zou dienen als een soort werkelijke tegenwoordigheid van zijn offer. (17)

Deze theologische optie ten gunste van het gedenkteken, die weglaat dat de Mis een bloedeloze vernieuwing is van het offer van Golgotha en stelt dat dit laatste alleen aanwezig wordt tijdens de viering, biedt een zwakke interpretatie van het door het Concilie van Trente afgekondigde dogma van het geloof. Volgens dit dogma is elke mis "een echt en waar offer", dat in sacramentele vorm wordt voltrokken, omdat door de transsubstantiatie het lichaam en bloed van het goddelijk slachtoffer werkelijk aanwezig zijn en symbolisch gescheiden worden. (18)

Franciscus kiest voor een extreem herdenkingsconcept

Desiderio Desideravi neemt duidelijk en indringend deze theologische optie over van de Mis als een gedachtenis die het offeraspect slechts secundair heeft in de mate dat het een herdenking is. Al in het begin, bij de beschrijving van het Laatste Avondmaal dat de Heer met de apostelen wilde eten, zegt Franciscus:

Hij weet dat Hij het Lam is van dat Pascha-maal; Hij weet dat Hij het Pascha is. Dit is de absolute nieuwheid, de absolute originaliteit van dat Avondmaal, het enige werkelijk nieuwe in de geschiedenis, wat dat Avondmaal uniek maakt en daarom ‘het Laatste Avondmaal’, onherhaalbaar.

Niettemin zal zijn oneindig verlangen om die gemeenschap met ons te herstellen die zijn oorspronkelijke opzet was en blijft, niet bevredigd worden voordat iedere man en vrouw, van iedere stam, tong, volk en natie (Ap 5,9), zijn Lichaam zal hebben gegeten en zijn Bloed zal hebben gedronken. En daarom zal datzelfde Avondmaal in de viering van de Eucharistie tegenwoordig worden gesteld totdat Hij wederkomt (nr. 4).

Merk overigens op dat de paus, in de eerste paragraaf van het document waarin de Mis wordt beschreven, naast de theorie van de ene niet herhaalbare handeling, bevestigt dat de Mis een voorstelling is van het Avondmaal en niet van het offer op Golgotha als zodanig. Dit doet denken aan de oorspronkelijke (gebrekkige en later gewijzigde) protestants aandoende definitie van de Mis in de Algemene Instructie over het Romeinse Missaal, waartegen Ottaviani en Bacci zo krachtig bezwaar maakten in hun Korte Kritische Studie. Het is ook vermeldenswaard dat deze paragraaf suggereert dat elke man en vrouw van de Eucharistie moet of zal eten, wat een soteriologisch universalisme suggereert en past in de pragmatische steun van paus Franciscus voor het ontvangen van de Eucharistie door alle christenen - katholiek of niet, in staat van genade of niet, levend volgens de Decaloog of niet.

Terugkomend op het hoofdthema: Desiderio Desideravi heeft enkele verwijzingen naar het offer van Jezus aan het kruis, maar op geen enkel moment wordt gezegd dat het offer in elke Mis op een bloedeloze manier wordt vernieuwd. Integendeel, terwijl een van de eerste paragrafen bevestigt dat "de inhoud van het gebroken brood het kruis van Jezus is, zijn offer van gehoorzaamheid uit liefde voor de Vader", wordt er verder gezegd dat, na deel te hebben genomen aan de rituele anticipatie van het Laatste Avondmaal op zijn dood, de apostelen "hadden kunnen begrijpen wat Hij bedoelde met 'lichaam geofferd', 'bloed vergoten'. Dit is wat wij in elke Eucharistie gedenken" (nr. 7).

Dat zou het meest geschikte moment zijn geweest om te onderwijzen dat de Mis niet alleen een gedachtenis is, maar een onbloedige vernieuwing van het offer van Golgotha, dat sacramenteel wordt voorgesteld in de scheiding van de eucharistische gedaanten. Paus Franciscus koos ervoor om die geloofswaarheid weg te laten en alleen te verwijzen naar het gedenken.

Een paar alinea's later benadrukt het document dat de liturgie geen herdenking is van de gedachtenissen van de apostelen, maar een ware ontmoeting met de Verrezene (een idee dat 9 keer herhaald wordt in het hele document). Hij vervolgt: "De liturgie waarborgt voor ons de mogelijkheid van zo'n ontmoeting. Voor ons zou een vage herinnering aan het Laatste Avondmaal geen nut hebben. Wij moeten bij dat Avondmaal aanwezig zijn, Zijn stem kunnen horen, Zijn lichaam kunnen eten en Zijn bloed kunnen drinken. Wij hebben Hem nodig. In de Eucharistie en in alle sacramenten wordt ons de mogelijkheid gegarandeerd om de Heer Jezus te ontmoeten en de kracht van zijn Paasmysterie tot ons te laten doordringen. De heilbrengende kracht van het offer van Jezus, van elk van zijn woorden, van zijn gebaren, blikken en gevoelens bereikt ons door de viering van de sacramenten" (nr. 11). Nogmaals, merk op dat de nadruk wordt gelegd op deelname aan het Avondmaal en niet op het geestelijk verenigd zijn met Jezus die zich in elke Mis als offer aan de Vader aanbiedt - een aspect dat geheel buiten beschouwing wordt gelaten.

De Mis als herinnering aan de gave die Jezus gaf bij het Laatste Avondmaal?

Wanneer Franciscus spreekt over het juiste begrip van de dynamiek van de Liturgie, gebruikt hij woorden die reeds in de vorige paragraaf werden aangehaald en die duidelijk maken dat voor hem het offerkarakter van de Mis voortvloeit uit de herdenking van het Pascha van Jezus: "De handeling van de viering is de plaats waar, door middel van gedenken, het paasmysterie aanwezig wordt gemaakt, zodat de gedoopten, door hun deelname, het in hun eigen leven kunnen ervaren" (nr. 49).

Later wordt dit idee explicieter wanneer wordt verwezen naar de centrale kern van de mis:

In het eucharistisch gebed - waaraan ook alle gedoopten deelnemen door met eerbied en in stilte te luisteren en in te grijpen met de acclamaties (Institutio Generalis Missalis Romani, nn. 78-79) - heeft degene die voorgaat de kracht om, in naam van het hele heilige volk, voor het aangezicht van de Vader het offer van zijn Zoon bij het Laatste Avondmaal te gedenken, zodat die immense gave opnieuw tegenwoordig kan worden gesteld op het altaar" (nr. 60).

De tekst laat niet alleen het offer van Christus tijdens de Passie (waarvan het Avondmaal een rituele anticipatie was) volledig weg en vermijdt te zeggen dat het offer vernieuwd wordt, maar laat zelfs het woord "offer" zelf weg door het een "immense gave" te noemen.

Voeg aan al het bovenstaande toe dat nergens in Desiderio Desideravi uitdrukkingen worden gevonden als "transsubstantiatie", "werkelijke aanwezigheid", of analoge formuleringen die aangeven dat "de Eucharistische spijs, zoals iedereen weet, ‘werkelijk, echt en wezenlijk het Lichaam en Bloed bevat tezamen met de ziel en goddelijkheid van onze Heer Jezus Christus’”, zoals Pius XII zegt in zijn encycliek (nr. 129), waarin hij het Concilie van Trente aanhaalt (sess. 13, can. l.). Evenmin staat er iets in dat lijkt op de vermaning van Mediator Dei dat herders niet mogen toestaan dat de gelovigen "de aanbidding van het Allerheiligste en het godvruchtig bezoek aan onze Heer in het tabernakel" verwaarlozen en dat zij niet mogen toestaan dat "de kerken gedurende de niet voor openbare godsdienstoefeningen bestemde uren gesloten blijven" - een standpunt dat wordt verdedigd door sommigen "die misleid zijn door een vals ideaal van liturgische vernieuwing ofwel onder de lichtzinnige bewering, dat uitsluitend de liturgische riten uitwerking en waardigheid bezitten" (nr. 176).

Deze eenzijdige acties zijn verantwoordelijk voor het rampzalige verlies (of op zijn minst de ernstige verwatering) van het geloof in de werkelijke aanwezigheid van Onze Heer Jezus Christus onder de eucharistische gedaanten, hetgeen wordt bevestigd door opiniepeilingen in verschillende landen. De meest sprekende is die van het Pew Research Center, dat vaststelde dat "slechts een derde van Amerikaanse katholieken het eens zijn met hun Kerk dat de eucharistie het lichaam en bloed van Christus is." (19)

4. Van Priesters van het Offer tot Voorzitters over Vergaderingen

De unieke rol van de priester in de mis

In Mediator Dei, leert Pius XII uitdrukkelijk: "Alleen aan de apostelen en vervolgens aan hen, die op wettige wijze van hen en van hun opvolgers de handoplegging hebben ontvangen, wordt de priesterlijke macht verleend, krachtens welke zij voor het hun toevertrouwde volk de persoon van Jezus Christus vertegenwoordigen en omgekeerd voor God de vertegenwoordigers zijn van het volk.” (nr. 40). Maar, voegt hij eraan toe, in de heilige Mis

neemt de priester neemt de plaats van het volk in, alleen maar omdat hij de persoon vertegenwoordigt van onze Heer Jezus Christus, voor zover deze het Hoofd is van alle ledematen en zichzelf voor hen offert. Hij gaat dus naar het altaar als bedienaar van Christus en staat beneden Hem maar boven het volk. volk (H. Robertus Bellarminus, De missa II c.l.). Het volk daarentegen vertegenwoordigt onder geen enkel opzicht de persoon van de goddelijke Verlosser en is geen middelaar tussen zichzelf en God, en kan dus op geen enkele wijze priesterlijke macht bezitten. (n° 84).

De riten en gebeden van het eucharistisch offer "geven met niet minder duidelijkheid te kennen, dat de aanbieding van het slachtoffer door de priesters gedaan wordt in vereniging met het volk" (n° 87), aangezien de christenen "door het bad van het Doopsel op algemene titel in het mystieke Lichaam ledematen van Christus-priester en door het "merkteken", dat in hun ziel gedrukt wordt, bestemd worden voor de eredienst van God, en zo overeenkomstig hun staat delen in het priesterschap van Christus zelf." (nr. 88).

Hoe nemen mensen deel aan de handelingen van Christus' priesterschap?

Aan deze offerande, in de beperkte zin van dat woord, nemen de gelovigen op hun wijze en om een tweevoudige reden deel, namelijk omdat zij het offer niet slechts door de handen van de priester, maar ook in zekere mate tezamen met hem opdragen, en door die deelname wordt ook de offerande van de kant van het volk tot de liturgische eredienst teruggebracht. (nr. 92).

Maar Pius XII voelt zich verplicht om nogmaals te herhalen dat "omdat de gelovigen deelnemen aan het eucharistisch offer, zij daarom nog niet de priesterlijke macht bezitten." (nr. 82). Deze nadruk is gerechtvaardigd omdat zelfs toen, in 1947, sommige liturgisten van mening waren "dat het bevel door Jezus Christus in het Laatste Avondmaal gegeven om te doen, wat Hij zelf gedaan had, rechtstreeks slaat op heel de gemeente van de gelovigen", en menen dat " het eucharistisch offer een ware ‘concelebratie’ is" (n° 83).

Tegen deze dwaling heeft Mediator Dei geleerd dat "het onbloedig offer bij de wijdingswoorden, wanneer Christus in de staat van een slachtoffer op het altaar wordt voorgesteld, door de priester en door hem alleen wordt verricht, als vertegenwoordiger van Christus en niet als vertegenwoordiger van de gelovigen" (nr. 92). Deze offeren het offer door de handen van de priester:

Dat blijkt uit het feit, dat de bedienaar van het altaar handelt in de persoon van Christus als Hoofd, dat in naam van al de ledematen offert. Daarom zegt men terecht, dat heel de Kerk door Christus de opdracht van het slachtoffer volbrengt. Dat het volk tezamen met de priester offert, wordt niet gezegd, omdat de ledematen van de Kerk op dezelfde wijze als de priester zelf de zichtbare liturgische handeling voltrekken - dit komt alleen toe aan de priester, die daartoe door God is aangewezen - maar omdat het zijn eigen wensen van lofprijzing, van smeking, van uitboeting en van dankzegging verenigt met de wensen en de intentie van de priester, ja van de Hogepriester zelf, met de bedoeling, dat zij bij de opdracht zelf van het slachtoffer ook door middel van de uitwendige rituele handeling van de priester aan God de Vader worden aangeboden. (nr. 93).

Pius XII trekt een logische conclusie door uit te leggen dat privé-missen zonder deelname van het volk niet veroordeeld kunnen worden, evenmin als de gelijktijdige viering van meerdere privé-missen op verschillende altaren, onder het valse voorwendsel van "het sociale karakter van het eucharistisch offer". De reden is dat het heilig Misoffer "noodzakelijkerwijze en krachtens zijn eigen aard, een publieke en sociale functie heeft, in zoverre namelijk degene, die het opdraagt, handelt in naam van Christus en van de gelovigen, waarvan de goddelijke Verlosser het Hoofd is, en in zoverre hij het aan God opdraagt voor de heilige katholieke Kerk en voor de levenden en de overledenen." Daarom "wordt volstrekt niet vereist, dat het volk ratificeert wat de priester verricht heeft" (nr. 96). Bovendien, "hoewel het zeer wenselijk is dat het volk ook nadert tot de heilige tafel, is dit niet vereist voor de integriteit van het offer" (nr. 112); de opvatting van hen die "de algemene communie van alle aanwezigen als het hoogtepunt van de hele viering beschouwen" (nr. 114) moet daarom worden verworpen.

De hervormers verwerpen sacerdotalisme ten gunste van een "gemeenschappelijk celebreren"

Egalitaire hervormers vonden dit hiërarchische onderscheid tussen celebrant en gelovigen natuurlijk ondraaglijk. Dit onderscheid werd duidelijk gemaakt door de communierail, die het priesterkoor (voorbehouden aan de bedienaren van het altaar) scheidde van het middenschip (waar de gelovigen verbleven). Om dit zo veel mogelijk te beperken, namen zij hun toevlucht tot de list van het "herontdekken" van de "liturgische vergadering". In een lange, maar zeer onthullende passage legt de liturg en jezuïetenpater Martín-Moreno uit:

De pre-conciliaire liturgie was perfect zichtbaar in de ecclesiologie die uitging van de scheiding tussen geestelijken en leken. Het koorgestoelte van de kanunniken bevond zich in het bevoorrechte deel van de kathedralen, van de anderen gescheiden door tralies. Het priesterkoor bevond zich op de hoogten, van de gelovigen gescheiden door een grandioze trap. Door de priester daarboven te plaatsen, halverwege tussen hemel en aarde, benadrukte men zijn bemiddelende functie. Maar Lumen Gentium begint met de overweging van het Volk van God alvorens te spreken over de verschillende bedieningen in de Kerk. De ecclesiologie van de gemeenschap (20) die Vaticanum II omhelsde, zal tot uiting komen in het grote belang dat de vergadering in de liturgie krijgt. Dit is misschien een van de meest emblematische kenmerken van de liturgische hervorming.

De bemiddelende rol tussen God en de mensen wordt niet langer gespeeld door de priester, maar door de vergadering, waarbinnen de priester zijn functie uitoefent. Wij verzetten ons niet tegen de priester en de vergadering, zoals wij ons niet verzetten tegen het hoofd en het lichaam. Het hoofd is ook een deel van het lichaam. Er is geen lichaam zonder hoofd. Er is geen vergadering zonder bedieningen. Maar er zijn [ook] geen bedieningen zonder een vergadering. De uiteindelijke oorsprong van het ambt is niet de vergadering, maar Christus; maar, zoals Borobio zegt, "het ambt ontstaat niet los van of zonder de gemeenschap". De ambtsdrager ontvangt zijn mandaat niet rechtstreeks van Christus, zoals de apostelen of Paulus. ...

De vergadering is de vertaling van qhl, dat in het Grieks vertaald wordt met ekklesia of synagoge. Deze woorden duiden op de bijeenroeping, de handeling van het bijeenkomen, en de verzamelde gemeenschap. Qahal is de algemene vergadering van het volk. In zijn semantische evolutie heeft het de oproep, de lichting, de vergadering, de verzamelde gemeenschap, de Kerk aangeduid. Ecclesia is niet alleen Kerk, maar Kerk bijeengeroepen en verzameld op een specifieke plaats en op een precies tijdstip om de mysteries van de eredienst te vieren. ...

Het is deze Kerk of vergadering, waarvan de bisschop, de priesters en de diakens deel uitmaken, die rechtstreeks en formeel deel heeft aan het priesterschap van Christus. De verzamelde vergadering is de weerspiegeling en uitdrukking van de Kerk. In haar wordt de Kerk geïncarneerd en zichtbaar gemaakt; in haar en door haar wordt zij geprojecteerd op de wereld, vooral in de plaatselijke Kerk, die door de bisschop wordt voorgezeten. Het Concilie wil daarmee niet het bestaan van andere verschijningsvormen van de Kerk uitsluiten. De liturgie is de meest zichtbare uiting van de Kerk, maar niet de enige. De Kerk manifesteert zich ook in het liefdadigheidswerk van christenen en op vele andere manieren.

De grondslag van deze deelname ligt, zoals reeds gezegd, in het gemeenschappelijk priesterschap van de gelovigen. In de Eucharistie offert het volk de gaven samen met de voorzitter. In SC 48 wordt gezegd dat de gelovigen "moeten leren zich aan te bieden door de onbevlekte hostie niet alleen door de handen van de priester aan te bieden, maar samen met hem". Op dit punt gaat Sacrosanctum Concilium verder dan Mediator Dei, waarin de uitdrukking quodammodo, 'in zekere zin', werd gebruikt. Deze uitdrukking werd door het concilie afgeschaft. Daaruit vloeit het besef voort dat liturgische handelingen niet privé zijn, maar een gemeenschapskarakter hebben (SC 26). Het is noodzakelijk aan het lichaam van de Kerk terug te geven wat altijd haar erfgoed is geweest; de vergadering moet de leidende rol terugkrijgen die zij verloren had door misplaatst klerikalisme....

Deze nadruk op het gemeenschapskarakter van de viering is de drijfveer achter het herstel van de concelebratie, die heeft bijgedragen tot de ontprivatisering van de mis en tot het benadrukken van de eenheid van het priesterschap en het eucharistisch offer (SC 57). Vanuit dit perspectief is het vandaag onbegrijpelijk dat in de pre-conciliaire liturgie verschillende gelijktijdige liturgieën konden worden gevierd in dezelfde kerk, en dat sommige gelovigen de ene bijwoonden en anderen de andere. Daarom kunnen we vandaag niet meer spreken van een vergadering die de Mis bijwoont, maar van een vergadering die de Mis viert. De bisschop of priester die voorgaat in de viering kan niet langer de "celebrant" genoemd worden - want dat zijn ze allemaal - maar de "voorzitter" of “voorganger”. Dit, waarop reeds werd gezinspeeld in SC 26, wordt uitdrukkelijk gesteld in de GIRM [Algemene Instructie van het Romeins Missaal] 1 en 7. De populaire uitdrukking "de Mis horen" (Engels hearing Mass) is voor altijd verboden....

Deze ecclesiologie van de gemeenschap beïnvloedt uiteindelijk zelfs de kleinste details van de liturgische hervorming. Zij heeft grote invloed op de architectuur van de kerken van na het Concilie, waar het priesterkoor slechts ternauwernood boven de vergadering uitsteekt, zodat zijn handelingen door allen kunnen worden gezien. De roosters, de communiebanken zijn weggelaten. Het centrum van de kerk is het altaar en niet het tabernakel, dat nu naar een zijkapel is verplaatst. De indeling van het schip is niet langer rechtlijnig, zoals een tram, maar halfrond, zodat de gelovigen elkaar beter zien en zich meer deel van elkaar voelen. Aan de beuken vastgemaakte zijaltaren zijn verwijderd. Het koor achter in de kerk is verdwenen. Het zangambt kan niet buiten de samenkomst staan, maar maakt er deel van uit. (21)

Priester gereduceerd tot president, leken verheven tot mede-celebranten

Desiderio Desideravi benadrukt dat de gehele vergadering de celebrant is en brengt de bedienaar van het altaar terug tot de plaats van voorzitter, terwijl het document geheel weglaat dat alleen deze het onbloedig opdragen van het eucharistisch offer verricht in persona Christi.

In de oorspronkelijke Spaanse versie [van Desiderio Desideravi] komt het woord "priester" - dat juist degene aanduidt die het offer uitvoert en opdraagt - slechts drie keer voor (22), waarvan er twee slechts betrekking hebben op een gewijde geestelijke. Maar de uitdrukking "presbyter" - die in zijn Griekse en Latijnse oorsprong alleen "de oudste" betekent, de "deken" - wordt 15 keer gebruikt. Terwijl "presidium" en het werkwoord "presideren" (of de vervoegingen ervan) 14 keer voorkomen, komt de uitdrukking "celebrant" slechts één keer voor, met de insinuatie dat het voor de gehele vergadering geldt: "Laten we altijd onthouden dat de Kerk, het Lichaam van Christus, het vierende subject is en niet alleen de priester" (nr. 36). Later bevestigt hij dit uitdrukkelijk: "Ook de priester wordt gevormd door het voorgaan in de vierende vergadering" (nr. 56).

Het document erkent dat het priesterambt "niet in de eerste plaats een taak is die hem door de gemeenschap wordt opgedragen, maar veeleer een gevolg is van de uitstorting van de heilige Geest die hij bij zijn wijding heeft ontvangen en die hem voor een dergelijke taak toerust". Maar wanneer hij die taak definieert, zegt het niet dat het de priesterlijke taak is van het sacramenteel offeren van het slachtoffer; het is veeleer de taak van het voorzitten van vergaderingen: "De priester beleeft zijn karakteristieke deelname aan de viering krachtens de gave die hij in het sacrament van de Heilige Orde ontvangen heeft, en dit komt juist tot uitdrukking in het voorgaan" (nr. 56).

In de volgende paragraaf geeft hij een uitsluitend anabatische en neerwaartse interpretatie van de bemiddelende opdracht van de priester, terwijl hij weglaat dat hij het offer namens de hele Kerk aan God opdraagt:

Om deze dienst goed - en zelfs met kunst! - te kunnen verrichten, is het van fundamenteel belang dat de priester zich er scherp van bewust is, door Gods barmhartigheid, een bijzondere aanwezigheid van de verrezen Heer te zijn. De gewijde priester is zelf een van de soorten aanwezigheid van de Heer die de christelijke vergadering uniek maken, verschillend van elke andere vergadering (vgl. SC n. 7). Dit feit geeft "sacramenteel" gewicht (in de ruime zin) aan alle gebaren en woorden van degene die voorgaat. De vergadering heeft het recht in die gebaren en woorden het verlangen te voelen dat de Heer vandaag, net als bij het Laatste Avondmaal, heeft om met ons het Pascha te eten (nr. 57).

Individualiteit samengesmolten in de collectiviteit

Anderzijds blijkt deze bijna volledige onderdompeling van de gewijde ambtsdrager in de "vergadering" uit het feit dat deze laatste term 18 maal wordt genoemd, waarbij de celebrerende functie en het collectieve karakter ervan worden benadrukt, die het vaak moeilijk maken voor elk lid van de gelovigen om God een waarlijk innerlijke eredienst te bewijzen door zich persoonlijk aan te bieden aan het Christusoffer, in intieme vereniging met Hem:

Ik denk aan alle gebaren en woorden die bij de samenkomst horen: samenkomen, langzaam in processie lopen, zitten, staan, knielen, zingen, in stilte zijn, toejuichen, kijken, luisteren. Er zijn vele manieren waarop de vergadering, als één lichaam (Ne 8,1), deelneemt aan de viering. Iedereen doet samen hetzelfde gebaar, iedereen spreekt samen met één stem - dit brengt de energie van de hele samenkomst over op elk individu. Het is een eenvormigheid die niet alleen niet verstomt, maar integendeel de individuele gelovigen opvoedt om de authentieke uniciteit van hun persoonlijkheid te ontdekken, niet in individualistische houdingen, maar in het bewustzijn één lichaam te zijn (n ° 51) .

Hoeveel verstandiger is deze aanbeveling van Pius XII!:

De aanleg, het karakter en de geestelijke gesteltenis van de mensen zijn zo variërend en ongelijk, dat niet allen een zelfde indruk krijgen en zich gelijkelijk kunnen laten leiden door gebeden of gezangen en heilige handelingen, die gezamenlijk worden verricht. Bovendien, de behoeften en de neigingen van de zielen zijn niet bij allen dezelfde en blijven ook bij de afzonderlijke personen niet altijd dezelfde. Wie echter zou daarom zo bevooroordeeld zijn om te beweren, dat zoveel Christenen niet kunnen deelnemen aan het eucharistisch offer en de vruchten er van niet kunnen genieten? Zulke mensen kunnen dat zeker op een andere manier, die voor sommigen gemakkelijker uitvalt, bijvoorbeeld door de mysteries van Jezus Christus godvruchtig te overwegen of door het verrichten van andere godvruchtige oefeningen en van andere gebeden die, hoewel in vorm van de heilige riten verschillend, er toch door haar natuur bij passen. (nr. 108).

Men zou zich moeten afvragen of het wegblijven uit de zondagsmis na de liturgische hervorming niet voor een groot deel voortkomt uit het ongenoegen van veel gelovigen over het "vergaderende" en collectivistische karakter waarmee de nieuwe ritus in de meeste parochies werd gevierd en dat geen ruimte liet voor individuele vroomheid.

Bovenal moet men zich afvragen of de duizelingwekkende daling van het aantal toelatingen tot de seminaries niet te wijten is aan het feit dat sommigen die zich geroepen voelen, niet positief reageren omdat het beeld van een gewijde predikant die gereduceerd is tot "voorzitter van de vergadering" niet overeenstemt met het traditionele beeld van het priesterschap, een beeld waarin het persoonlijke offer zijn model en vervulling vindt in de offerende werkelijkheid van de heilige Mis.

5. De mis "van een ander geloof"?

Een ongemakkelijke vraag

In de vier aspecten die wij in de voorgaande delen hebben geanalyseerd - (1) het doel van de liturgische eredienst, (2) het paasmysterie als middelpunt van de viering, (3) het herdenkingskarakter van de H. Mis, en tenslotte, (4) het voorzitterschap van de liturgische vergadering- is het heel duidelijk geworden dat Desiderio Desideravi's visie op de liturgie eenzijdig is. Hoewel de woorden, afzonderlijk beschouwd, misschien wel zo redelijk lijken dat ze lof verdienen van sommige traditionalisten (zelfs onder de best opgeleiden), slaagt het document er alleen maar in nadruk op de verkeerde lettergrepen te leggen. Wat benadrukt lijkt te worden zijn de theorieën en voorkeuren van moderne liturgisten, niet de traditionele leer van de Kerk.

Een gedetailleerde analyse toont aan dat de brief uiteindelijk een uiteenzetting is van het sacramentele leven van de Kerk, en in het bijzonder van de ritus van de H. Mis, maar een uiteenzetting die als geheel niet in harmonie lijkt te zijn met de beginselen en pastorale adviezen van de laatste grote liturgische encycliek van vóór het Tweede Vaticaans Concilie, namelijk Mediator Dei van Paus Pius XII.

We moeten ons dus een ongemakkelijke vraag stellen: Komen deze twee zeer verschillende rituele vormen overeen met hetzelfde Geloof?

Het antwoord van de meest vergaande vernieuwers is duidelijk. Zij zeggen openlijk dat het gaat om twee onverenigbare liturgische standpunten die overeenkomen met twee onverenigbare dogmatische standpunten. Het ene is het geloof dat de traditionele ritus doortrekt, het andere is het geloof dat de nieuwe ritus doortrekt. Daarom houdt de jezuïet die wij hebben geciteerd, pater Martín-Moreno, er zo fel aan vast dat de "nieuwe Mis" de theologische oriëntatie en houding van de oude Mis definitief verdringt (en, het moet gezegd, afwijst).

De Mis van gisteren "kan niet langer de norm zijn" voor het geloof van vandaag

In februari van dit jaar, halverwege tussen het omstreden motu proprio Traditionis Custodes en de laatste apostolische exhortatie, publiceerde een echtpaar dat directeur is van de zelfverklaarde Katholieke Conferentie van de Franstalige Doopsgezinden een welsprekend artikel in de krant La Croix. Gebruik makend van het feit dat in het Frans de oude Mis soms la messe d'autrefois (van vroeger tijden) wordt genoemd, en dat de uitdrukkingen autrefois en autre foi (een ander of verschillend geloof) precies hetzelfde worden uitgesproken, brachten zij hun mening over met een woordspeling: "La fin des messes d'autre 'foi', une chance pour le Christ !" (23) (Het einde van de Missen van een ander geloof, een kans voor Christus!).

Het artikel van Aline en Alain Weidert heeft de verdienste de dingen bij hun naam te noemen en logisch te zijn in zijn conclusies. Hier volgen enkele lange geselecteerde uittreksels die voor zich spreken:

Zonder onderscheidingsvermogen kunnen de geest van de liturgie van een ander "geloof", haar theologie, de normen van het gebed en de mis van gisteren (de lex orandi van het verleden), niet langer de normen zijn van het geloof van vandaag, of de inhoud ervan (onze lex credendi). De terughoudendheid [ten aanzien van de geschillen] zou kunnen voorschrijven dat we niet te veel over deze inhoud moeten nadenken om de Kerk niet verder te destabiliseren.

Integendeel! Een geloof dat nog zou voortvloeien uit de lex orandi van gisteren, die van het katholicisme de godsdienst maakte van een perverse god die zijn zoon laat sterven om zijn toorn te stillen, een godsdienst van eeuwige mea culpa en genoegdoening, zou leiden tot een contra-getuigenis van het geloof, tot een rampzalig beeld van Christus. Bewijs daarvan: de nog al te frequente activering van aflaten, onder meer gekoppeld aan offers, verlossingen van zonden.

Helaas zijn onze [traditionele] Missen altijd doordrenkt van een sterk "uitdelgend" offerkarakter, met een "propitiatorisch" doel om de zonden uit te roeien (20 keer genoemd), om zo onze redding te bewerkstelligen en de zielen te redden van de goddelijke wraak. "Genoegdoening", die de Ecclesia Dei gemeenschappen met hand en tand verdedigen samen met hun priester-offers, die gevormd worden om de woorden het Heilig Misoffer te gebruiken, een ware immolatie....

We moeten ons blijven ontworstelen aan dit ondergelopen deel van de Tridentijnse Mis, een historische verschuiving waar de huidige debatten vreemd genoeg in stilte (taboe?) aan voorbijgaan. Sinds Vaticanum II hebben we veel vooruitgang geboekt bij het terugvinden van het oorspronkelijke gegeven van een positieve Eucharistie, een "Doe dit ter nagedachtenis aan Mij!" waar allen worden uitgenodigd om dagelijks Sacrament van het Verbond te zijn: "Zoals dit water zich vermengt met wijn voor het sacrament van het Verbond, zo mogen wij verenigd worden met de goddelijkheid van Hem die onze menselijkheid op zich nam." Sacrament van het Verbond, een nieuw concept in dit gebed sinds Vaticanum II....

Als wij in de toekomst een pittig christelijk geloof en christelijke praktijk willen kunnen aanbieden, moeten wij door bezinning en vorming een nog onontgonnen (onbenutte) heilsbron durven ontdekken die Jezus heeft geopend, niet in de eerste plaats door zijn dood tegen ("op grond van") zonden, maar door zijn bestaan als Verbond. "Want zijn menselijkheid, verenigd met de persoon van het Woord, was het instrument van onze verlossing" (Vaticanum II, Sacrosanctum concilium 5). De keuze is duidelijk! Het is niet tussen verschillende religieuze gevoeligheden en esthetica, maar tussen eindeloze offers om zonden uit te wissen en Eucharisten [sic] die het Verbond/Christ bezegelen.

Hier worden dingen tenminste duidelijk gezegd, zonder semantische omwegen!

Stel dat we de magnetische naald van Desiderio Desideravi zouden plaatsen tussen de twee visies op de liturgie en op de Mis die door de Weiderts worden beschreven. In dat geval vrezen wij dat de naald snel naar de "Verbonds"-pool zou springen. Het bewijs is immers al geleverd: diezelfde Alain Weidert heeft zojuist in La Croix een nieuw artikel gepubliceerd waarin hij juichend is over de inhoud van de exhortatie. (24)

Het eeuwig geloof en de nieuwe theologie zijn onverenigbaar

In ieder geval zijn de doelstellingen die paus Franciscus zich met de publicatie van zijn laatste apostolische exhortatie heeft gesteld, namelijk dat wij "onze polemieken moeten laten varen" (nr. 65) en dat de schoonheid van de christelijke viering "niet mag worden bedorven door een oppervlakkig en verkort begrip van haar waarde of, erger nog, door haar uit te buiten in dienst van een of andere ideologische visie" (nr. 16), nog lang niet bereikt.

De paus zelf legt uit waarom: "Het zou triviaal zijn om de spanningen, die helaas rond de viering aanwezig zijn, te lezen als een eenvoudige divergentie tussen verschillende smaken met betrekking tot een bepaalde rituele vorm" (nr. 31). Precies. De modernistische heethoofden zijn van mening dat de ritus van Sint Pius V de Mis "van een ander geloof" is, voornamelijk om theologische redenen. Evenzo zijn traditionalisten om theologische redenen van mening dat de ritus van Paulus VI op essentiële punten afwijkt van de traditionele leer over de Mis. In naam van het eeuwig geloof willen en kunnen zij niet aanvaarden dat de nieuwe ritus "de unieke uitdrukking is van de lex orandi van de Romeinse ritus," zoals Traditionis Custodes beweert en Desiderio Desideravi herhaalt (nr. 31).

Als de recente apostolische exhortatie een theologische onderbouwing aan die bewering heeft willen geven, dan moeten we na deze korte analyse constateren dat het schot averechts lijkt te zijn uitgepakt. Het eenzijdige karakter ervan bevestigt alleen maar de overtuiging van de traditionalistische kudde dat de nieuwe lex orandi niet overeenstemt met de lex credendi die de Kerk in depot heeft ontvangen. En het argument dat paus Franciscus als ultima ratio aanvoert, namelijk dat traditionalisten de nieuwe Mis moeten aanvaarden omdat deze overeenkomt met de leer van het Tweede Vaticaans Concilie, is niet bij machte hen van gedachten te doen veranderen, juist omdat de constitutie Sacrosanctum Concilium zelf, het daaropvolgende liturgisch magisterium en Desiderio Desideravi dezelfde theologische bezwaren verdienen.

Hoe het ook zij, hier volgt een uitnodiging aan theologen en specialisten in liturgie om het onderwerp aan te snijden en de bijdrage van het document Desiderio Desideravi aan het lopende debat op een meer diepgaande en wetenschappelijke manier te analyseren. In plaats van "de strijdbijl te begraven", lijkt het een nieuw front in de strijd te hebben geopend.

De eerste twee delen van dit artikel vindt u hier.

Voetnoten

15. Lemma Memorial in Diccionario Teológico Enciclopédico: https://apps.ideologia.org/ind...

16. Op. cit., p. 46.

17. Philippe-Marie Margelidon O.P., en «La théologie du sacrifice eucharistique chez Jacques Maritain» , in Revue Thomiste, januari-maart 2015, pp. 101-147.

18. Zie Claude Barthe, La Messe de Vatican II—dossier historique, Via Romana, Versailles, 2018, p. 181

19. https://www.pewresearch.org/fa...

20. Sta ons een kleine uitweiding toe om te wijzen op de vaagheid van het begrip "ecclesiologie van de gemeenschap", dat op aller lippen ligt na de mislukte poging van de Buitengewone Bisschoppensynode van 1985 om het conflict op te lossen tussen het traditionele concept van de Kerk-volmaakte-en-hiërarchische-samenleving en de egalitaire Kerk-Volk-van-God, van de christelijke basisgemeenschappen. Pater Juan Manuel Martín-Moreno heeft misschien wel gelijk dat hij een dergelijk concept opneemt in zijn visie op de liturgische bijeenkomst...

21. Op. cit., p. 60-62.

22. Dit heeft betrekking op andere versies van de tekst dan de Engelse, omdat net zoals in het Nederlands het woord ‘presbyter’ daarin nooit gebruikelijk is geworden.

23. Aline y Alain Weidert, in La Croix, 10-02-2022.

24. https://www.la-croix.com/Debat...